In Dialoog Met… Sandra Erkens

In de serie ‘In Dialoog Met…‘ gaat Jonge Geesten, in dialoog met iconen uit de bouwsector. Geen interviews of ondervragingen, maar een tweezijdig gesprek dat uit nieuwsgierigheid voor elkaars generatie en achtergrond wordt gevoerd. De dialogen zijn gericht op het achterhalen van motivaties, gedachten en ideeën. Hoe kunnen we de kwaliteiten van de verschillende generaties combineren om de bouw te innoveren, onze maatschappij te inspireren en in verbinding te blijven met elkaar? De door ons gebruikte methode is gebaseerd op het begrippenkader van TheoryU.

quote Sandra

Nadat Tomas en Machiel een plekje gevonden hebben in de ruime benedenverdieping van De Bouwcampus, komt Sandra Erkens -als echte asfaltliefhebber- binnen in motorjack. Zowel bij de TU Delft en Rijkswaterstaat voor houdt ze zich bezig met asfalt, niet de meest doorsnee bestuurder. Eerder in haar carrière verbond ze materiaalmechanica aan asfalt en kennis van de TU Delft aan Rijkswaterstaat. Nu wil ze vooral ook dat er in de sector zaken gaan veranderen en de meest kansrijke plek daarvoor is De Bouwcampus.

“Specialist, maar altijd met een brugfunctie”

Als persoon typeert ze zichzelf als specialist, maar altijd met een brugfunctie. Met organisatieperikelen houdt ze zich dan ook liever niet bezig. De reden om toch bestuurder op De Bouwcampus te worden is de brugfunctie die ze wil vervullen voor de sector en opdrachtgevers. Alleen maar onderzoek doen op materiaalniveau in een laboratorium zou haar doodongelukkig maken. Juist wil ze de verbinding zoeken vanuit de inhoud met andere mensen en daaruit opgedane inzichten inbrengen in haar vakgebied.

In de Civiele Sector hebben contracten en projecten soms een slepende invloed op de samenwerking en innovatie, in de samenwerking staat eerlijkheid niet altijd voorop. Daarbij geeft Sandra het voorbeeld dat ze de ene dag met de asfaltspecialist van een aannemer zit en ze het erover eens zijn dat slap asfalt komt door teveel toegevoegde bitumen. Later zegt dezelfde specialist in een contractsituatie dat dit slappe asfalt in het project toch echt ergens anders door komt. We kunnen wel eerlijk zijn als opdrachtgevers en opdrachtnemers, maar zodra er een contract speelt blijkt dat soms lastig. Op R&D niveau is er wel eerlijkheid, maar op managementniveau in projecten worden soms spelletjes gespeeld, daar houdt Sandra niet van. De Bouwcampus staat los van deze contracten en projecten en kan zo beter thema’s onderzoeken of bespreken. Sandra geeft aan dat deelname aan De Bouwcampus vooral aan een financiering in jezelf gezien zou kunnen worden. In de diversiteit doe je inzichten op en kom je samen verder.

“Sommige studenten zijn al oud als ze afgestudeerd zijn”

Studenten zouden hier een rol in kunnen spelen, maar volgens Sandra verschilt de motivatie per person. Sommige studenten zijn dus al oud als ze afgestudeerd zegt Tomas gekscherend; Sandra vult aan dat anderen tot hun pensioen vrij van stramien kunnen denken. Sandra krijgt regelmatig terug van studenten dat de tentamenvraag niet voor kwam in een eerder oefententamen, waar gaat het dan om; om de inhoud of om iets af te vinken? Dit gebeurt soms ook binnen een organisatie als Rijkswaterstaat waar veel hoogopgeleiden zitten, de prestatie indicator wordt wel gehaald, maar het onderliggende doel niet of minder.

Daarbij hangt veel af van de intrinsieke motivatie: waar doe je het voor? Doe je het voor jezelf of wil je bijdragen aan een groter geheel? Voor Sandra werkt het om samen met anderen aan een concreet doel te werken.

“Doe je het voor jezelf of wil je een bijdrage geven aan een groter geheel?”

Als we het dan toch over iets concreets hebben vraagt Machiel zich af hoe we bijvoorbeeld asfalt beter kunnen maken. Asfalt is nu simpelweg het goedkoopste materiaal geef Sandra aan, en er worden weinig grote stappen gezet. Soms wordt er wel geïnnoveerd, maar vaak is dit door goedkopere grondstoffen te gebruiken met als voordeel het korte termijn gewin. In een zwartgallige bui noemt Sandra deze kleine innovaties ook wel eens marginalisaties.  Asfalt is verreweg het goedkoopste materiaal voor de toepassing als wegdek. Het gaat ook lang mee en voor alles wat enigszins nieuw en anders is moet aangetoond worden dat het lang mee gaat, volgens Sandra is dit lastig en houdt dit ook innovaties tegen.

“Waar ligt de verantwoordelijkheid om te innoveren?”

De vraag is ook waar de verantwoordelijkheid ligt om te innoveren, ligt die bij de markt of ligt die bij een opdrachtgever of ergens in het midden? Feit is wel dat bij doorbraakinnovaties vaak grotere investeringen gedaan moeten worden, de vraag is dan waar de verantwoordelijkheid kan liggen.

Bitumen uit organische stoffen ziet Sandra als een kansrijke innovatie. De bitumen die momenteel gebruikt worden zijn een restproduct uit de olie industrie, dit betekent dat alle bruikbare stoffen al uit de olie gehaald zijn. De bitumen zijn dan een restproduct wat per oliebron kan verschillen met meer dan een miljoen verschillende moleculen en dus ook verschillende eigenschappen. Door bitumen uit organische stoffen te halen kan er meer gestuurd worden op een consistente stof. Door dit goed te onderzoeken kunnen we misschien wel in een klap overstappen.

“Hetgeen waar je gelukkig van wordt is een goede raadgever”

Wegenbouw is natuurlijk wel een heel specifieke richting, maar merk je dat jongeren hier ook hun plek weer in beginnen te nemen? Vraagt Machiel geïnteresseerd. Sandra denkt even na en zegt: ja, nu na de crisis zie je dat er steeds meer jongeren worden aangenomen bij de bedrijven, dat moet ook wel vanwege de toenemende vergrijzing. Wat haar echter wel opvalt zijn twee dingen. Veel studenten hebben een zakelijke insteek voor het vakgebied, waar kan ik werken, wat kan ik verdienen, dit lijkt er op dat ze misschien wat minder intrinsiek gemotiveerd zijn. Ten tweede zie je dat ze steeds meer een balans zoeken tussen werken en plezier.  Het grappige is dat ik daar zelf eigenlijk niet zo mee bezig was, alleen mijn vader vond het belangrijk dat ik geen goede baan kreeg, zegt Sandra lachend. Uiteindelijk denk ik dat het belangrijk is, dat als je in een vakgebied werkt, je er meer uithaalt dan dat je er in moet stoppen.  Degene die uit intrinsieke motivatie voor het vak blijven werken zullen uiteindelijk ook de beste verbinding kunnen leggen.

“Het levenslang leren blijft vooralsnog bij het volgen van suffe cursussen”

Machiel kan dit wel bevestigen. Toen hij begon met werken, midden in de ciris, heeft hij een baan aan moeten nemen die niet helemaal in zijn vakgebied lag. Hij merkte al snel dat toen hij geen groeiperspectief of leerrichting meer had hij minder gelukkig werd. Sandra herkent dit ook wel bij zichzelf. Er is tegenwoordig al wel meer ruimte voor de maakbaarheid van de werkomgeving om mensen in hun kracht te zetten, maar het gaat ook nog wel vaak fout. Bij Rijkswaterstaat zijn er bijvoorbeeld trainees weggegaan omdat ze intern moesten rouleren, en op posities gezet werden om te leren die ze helemaal niet leuk vonden. Sandra had liever gezien dat deze jonge mensen meerdere perspectieven hadden gezien binnen het vakgebied, bijvoorbeeld bij bedrijven in de markt. Alleen is dat gevoelig omdat men bang is dat iedereen dan wegloopt bij het bedrijf. Sandra ziet dit niet als iets slechts, maar juist als een signaal om misschien eens wat beter naar je eigen bedrijfsvoering te kijken om op deze manier de hele sector beter te maken.

quote sandra 2Maar wat moeten de jongeren dan doen om hier niet in verzeild te raken? Vraagt Tomas nieuwsgierig. Sandra denkt lang na, het ligt ook wel gecompliceerd. Want als de jongeren hun plek opeisen krijg je alleen maar meer weerstand, aan de andere kant moeten bedrijven ook inzien dat jongeren daadwerkelijk wat bij kunnen dragen. Tomas vraagt zich hardop af op welke specifieke punten jongeren dan bij kunnen dragen? Sandra zegt: Ik heb het idee dat bij de gevestigde namen de link naar jongeren vooral nog gezien wordt als iets is wat je af moet vinken. Net als twitter en facebook. De waarde bij jongeren ligt alleen anders, geen specialistische kennis of jaren ervaring, maar nieuwsgierigheid en de kracht om een discussie open te breken door het bevragen van principes. Er zijn tal van onderzoeken die laten zien dat diverse teams leiden tot betere resultaten door deze principes. Dat zou bij De Bouwcampus ook wat meer mogen. Elk bedrijf heeft tegenwoordig een “young” van hun bedrijf, waarom koppelen we deze organisaties niet in een “young bouwcampus”? Een goede vraag, Tomas en Machiel weten hier het antwoord ook niet op. Maar het lijkt Machiel zeker leuk om met meer jongeren te sparren over de dingen die hij meemaakt en doet om samen tot misschien wel nieuwe dingen te komen.

Het is alweer drie uur, Sandra moet weer door naar een volgende afspraak. Een student helpen met z’n afstudeerscriptie. Terugdenkend aan het gesprek realiseren Machiel en Tomas zich dat ze het helemaal niet gehad hebben over “de generatie van Sandra”. Misschien komt dit wel doordat ze zei “je vergeet dat je zelf ouder wordt”. Misschien komt het wel doordat als je de brug tussen jong en oud maar blijft leggen je vanzelf niet bij een van de groepen gaat horen.

 

In Dialoog Met… Karin Laglas

In de serie ‘In Dialoog Met…‘ gaat Jonge Geesten, in dialoog met iconen uit de bouwsector. Geen interviews of ondervragingen, maar een tweezijdig gesprek dat uit nieuwsgierigheid voor elkaars generatie en achtergrond wordt gevoerd. De dialogen zijn gericht op het achterhalen van motivaties, gedachten en ideeën. Hoe kunnen we de kwaliteiten van de verschillende generaties combineren om de bouw te innoveren, onze maatschappij te inspireren en in verbinding te blijven met elkaar? De door ons gebruikte methode is gebaseerd op het begrippenkader van TheoryU.

Vol enthousiasme en goede moed stappen wij, Tomas en Martijn, rond 12:30 het hoofdkantoor binnen van Ymere in het Pakhuys Afrika aan de IJhaven in Amsterdam. Er komt een iets verbaasde blik vanuit de receptie met de vraag of wij zeker weten dat we om 12:30 een afspraak met Karin Laglas hebben en niet om 13:30? Ai, in al ons enthousiasme een uurtje te vroeg. Als we plaatsnemen in de kantine voor een kop koffie loopt Karin langs om te gaan lunchen, ze neemt plaats aan een van de grote lunchtafel te midden van alle werknemers. Een mooi principe vinden Tomas en Martijn, en een lang gesprek tussen de twee begint over ambities, en generaties, tot we opgeschrikt worden door de secetaresse, het is al 13:30, we Mogen naar boven.

“De leefwereld van het dier “de mens” is de stad. Wat we bouwen is waar we in leven.’’

We beginnen met een kort voorstelrondje waarin Karin vertelt dat ze hiervoor decaan is geweest bij de faculteit Bouwkunde aan de universiteit van Delft en nu voorzitter is van de directieraad van Ymere, een woningcorporatie in Amsterdam e.o. Het gesprek neemt al snel een interessante wending als wij vragen naar wat Karin drijft als persoon en in haar werkzaamheden. Het blijft even stil… ‘’met een groep mensen iets maken waar je toch weer gelukkiger van wordt.’’ Als voorbeeld vanuit haar huidige functie noemt ze het realiseren van sociale huurwoningen voor mensen die het minder goed hebben dan zijzelf. Hoe ik met mijn kennis en kunde bij kan dragen aan een beter gebouwde omgeving waar mensen in willen wonen.’’

quote Karin “Ik zit niet op facebook, ik zit niet op twitter”

Op de vraag hoe ze dit dan doet komen we in gesprek over hoe belangrijk het voor Karin is dat er jonge mensen in de organisatie zitten. “Ik vind dat belangrijk, want ik kom zelf uit een andere tijd.’’ Martijn vraagt aan Karin waar ze dat aan merkt. “Ik zit niet op facebook, ik zit niet op twitter. Ik denk toch meer in structuur, structuur is voor mij belangrijker. Jullie zijn een stuk beter in dingen door elkaar doen, meer dingen tegelijk aanpakken en koppelingen maken””

“Je moet jezelf uit je comfortzone zetten om in je learningzone te komen”

Het vele dingen tegelijk oppakken is ook iets wat Martijn en Tomas herkennen, ze denken dat dit komt doordat er veel geroepen wordt: “je moet doen wat je leuk vindt”. Karin vind dit wel interessant en vertelt over haar jeugd. “Ik ben van de “generatie X” en doordat onze ouders de oorlog nog mee hebben gemaakt lag er een grote verantwoordelijkheid op onze schouders om mensen te betrekken en heel erg daadgericht te zijn. Ook wel de verloren generatie genoemd.’’ Karin vertelt dat ze toen ze als projectontwikkelaar voor MAB in Parijs orde op zaken moest gaan stellen ze bijvoorbeeld een moeilijke tijd heeft gehad, maar dat ze wel door heeft gezet, en veel van heeft geleerd. Martijn en Tomas kunnen zich hier ook wel in vinden, dat de moeilijke tijden juist leiden tot nieuwe inzichten. Dit betekent niet dat Karin alleen maar de “moeilijke tijden”  opzoekt, integendeel ze doet juist zo veel mogelijk dingen doet die haar aan het hart liggen. Ze is alleen toch wat meer een “ausdauer” als het moeilijker wordt zoals ze het zelf zegt.

“Belgische toestanden komen om de hoek”

Tomas vraagt zich hardop af of in de veranderende wereld van nu het niet goed is om juist veel te variëren in wat je doet. Karin denkt even na en projecteert de vraag op haar vakgebied: werken aan de stad. “Je ziet meer losse bottum up initiatieven, de vraag is of het totaal wat hieruit ontstaat voor de stad nog een een mooi samenspel oplevert, een ensemble”  Martijn denkt hier even over na en zegt: “ik denk dat deze bottom-up initiatieven komen doordat men zich afzet tegen bestaande structuren”. Karin is het daar mee eens.

“Maar wat drijft jullie dan?” vraagt Karin nieuwsgierig. Tomas en Martijn komen er op uit dat ze graag iedereen betrekken in het proces om zo tot een gezamenlijke oplossing te komen. Dit komt weer voort uit een soort drang om iedereen maar gelukkig te maken. Hardop hierover nadenkend hoe dit in een werkomgeving zou passen vraagt Karin “leidt de kwaliteit van het resultaat dan niet onder het eindeloze streven naar inclusiviteit?” . Een goed discussiepunt, samen komen we tot de conclusie dat er wel een visie of streven moet zijn om tot een kwalitatief goede oplossingen te komen. De combinatie leiderschap, structuur en inclusiviteit van de verschillende partijen is dus het recept voor het vinden van een goede oplossing.

quote Karin1

“Respect voor anderen begint bij zelfrespect”

Karin vertelt over hoe ze jongere werknemers bij haar werk betrekt, hier haalt ze ook zelf vaak lering uit. Tomas vraagt wat kritisch: “Uiteindelijk moeten we altijd blijven leren, jong en oud, maar zie je dat ook bij je generatiegenoten?” Karin, uitgedaagd door het ‘wij-zij spelletje’ vraagt of er een hypothese achter deze vraag zit. Ze ziet zelf dat het moeilijker is om jezelf te veranderen naarmate je ouder wordt. De een is flexibeler van geest dan de ander. “Maar een goede bestuurder moet bereidt zijn tot leren” . ”Als je echt wil leren, dan moet je wel zelfbewust zijn” . Ik weet bijvoorbeeld dat in mijn positive het soms moeilijk is de dagelijkse werkzaamheden van iedereen mee te krijgen. Door stappen te nemen zoals een paar keer per jaar mee te gaan met een servicemonteur, kunnen we van elkaar blijven leren.

“De geur van de franse revolutie hangt in de lucht”

Samen komen we tot de conclusie dat we ook van elkaar moeten leren in de Nederlandse samenleving. Karin vertelt over een boek wat ze heeft gelezen over dat de samenleving veranderd is van een verzuilde samenleving naar een samenleving die zichzelf verdeeld op basis van opleidingsniveau. “Vroeger zaten de tuinman en de eigenaar van een groot bedrijf samen in de kerk, maar nu leeft iedereen in zijn eigen bubble”, zegt Karin. Het gevolg hiervan is dat we elkaar niet meer begrijpen, we voelen ons buitengesloten, en daardoor worden mensen boos. Tomas vindt dit wel bijzonder, we hebben het nog nooit zo goed gehad, en toch zijn we boos. Karin denkt even na en zegt: “Deze “boosheid” is allemaal tegen de elite, ik weet niet hoe de guillotine eruit ziet in deze tijd, maar wij als elite moeten daar wat aan doen”. Tomas vraagt zich af, wat er dan gedaan moet worden? Daar heeft Karin geen direct antwoord op, “als ik het antwoord had dan was ik politicus” grapt ze. Maar de vraag moet wel gesteld worden.

Je brein denkt op andere manieren over dingen als je een vraag neerlegt in plaats van een stelling’’

Met veel inzichten, maar ook vragen lopen Martijn en Tomas het kantoor uit. Karin zegt nog “ik vond het een leuk gesprek, het was voor mij ook wel “food for thought”. De dialoog is gelukt, we hebben samen wat geleerd en samen nieuwe vragen om over na te denken. Dat de antwoorden op de vragen niet direct gegeven kunnen worden, betekenen dat de zoektocht nog maar net begonnen is. Er kan altijd meer geleerd worden, voor zowel jong als oud.

In Dialoog Met… Rob van Wingerden

In de serie ‘In Dialoog Met…‘ gaat Jonge Geesten, in dialoog met iconen uit de bouwsector. Geen interviews of ondervragingen, maar een tweezijdig gesprek dat uit nieuwsgierigheid voor elkaars generatie en achtergrond wordt gevoerd. De dialogen zijn gericht op het achterhalen van motivaties, gedachten en ideeën. Hoe kunnen we de kwaliteiten van de verschillende generaties combineren om de bouw te innoveren, onze maatschappij te inspireren en in verbinding te blijven met elkaar? De door ons gebruikte methode is gebaseerd op het begrippenkader van TheoryU.

Iets later dan gepland stapt Rob van Wingerden, CEO Koninklijke BAM Groep, het hoofdkantoor binnen, in Bunnik. Even later worden we door zijn secretaresse opgehaald. Terwijl Bern en Carlijn zichzelf voorstellen is Rob muisstil. Pas op het moment dat Bern vertelt over zijn passie, zeilen, haakt Rob verbaal aan. “Wat voor schip en klasse zeil je?” is zijn vraag aan Bern. “J22”. Rob antwoordt: “Ik zit meer in de Lemsteraken”. Het ijs is gebroken, en het gesprek kan nu echt beginnen.

quote Rob

“Wie ben je nou echt?”

Er is al veel te lezen over deze bestuurder. Bij BAM is Rob van Wingerden zijn loopbaan begonnen, waar hij zich heeft opgewerkt tot CEO, de functie die hij sinds oktober 2014 bekleedt. Dus vraagt Carlijn aan Rob om zichzelf eens voor te stellen zonder daarin zijn loopbaan als uitgangspunt of rode draad te nemen. Bern voegt daaraan toe: “Wie ben je nou écht?” Rob antwoordt: “Ik ben wel écht met BAM bezig, er zit veel meer in het bedrijf dan wat er nu uitkomt. Dat is lastig als je kijkt naar onze business: projecten. Projectleiders zijn mensen die leren hun eigen broek op te houden, die alles weten over hun project, maar die daarmee niet altijd het volledige kennis- en schaalpotentieel benutten dat in hun omgeving voor handen is. Daarvoor is cultuurverandering voor nodig en een écht andere manier van denken. Daarmee zijn we de afgelopen jaren druk mee bezig geweest.” Nog voordat we kunnen reageren, voegt Rob daaraan toe: “Ik realiseer me dat ik nu niet echt mijzelf aan het voorstellen ben, maar dit is wel waar ik de hele dag mee bezig ben en wat ik leuk vind om te doen. In die zin gaat het dan toch ook over mijzelf.” En snel vertelt Rob nog over de dingen die hij nog meer onderneemt: sporten en mooie reizen maken. “Maar dat doe ik erbij, dat is nodig voor de afwisseling.” We vragen Rob naar hoe de jaren als CEO van BAM kenmerkend zijn voor hem als persoon. “Dingen verbeteren en veranderen, dat is waar ik goed in ben. Vanzelfsprekendheden aan de orde stellen. Vragen stellen die al heel lang niet meer gesteld zijn.”

“Ik vind de variatie in werk belangrijker dan het feit dat je bij één bedrijf werkt”

Carlijn vertelt een korte anekdote. “Mijn vriend is accountant bij een big four kantoor. Als we mijn oma bezoeken, dan vraagt ze wel eens aan hem: ‘Volgens mij zit jij wel op je plek. Je hebt je werkgever wel gevonden nu?’ Daar moeten wij altijd om lachen. Dat zit niet zo in onze manier van denken.” Carlijn vraagt hoe Rob daarover denkt, die inmiddels toch al een geruime tijd voor BAM werkzaam is. Dit blijkt een vraag te zijn waarmee we Rob weer wat beter leren kennen. “Ik wilde perse naar het buitenland en dus koos ik voor een bedrijf die dat mogelijk kon maken. Ik wilde vooral leuke dingen doen. Ik weet nog toen ik net begon, dat ik werd uitgenodigd voor een 25-jarig jubileum. Dat gaat mij niet gebeuren, dacht ik toen. Door de jaren heen heb ik prachtige kansen gehad. Ik heb in Taipei, Hongkong en Duitsland gewoond. Ik heb zoveel gevarieerd werk gedaan, dat ik nooit het gevoel heb gehad dat ik al heel lang bij één bedrijf werkzaam was. Met het idee van lifetime employment heb ik nooit iets gehad.”

We maken het linkje naar onze generatie waar het begrip ‘lifetime employment’ nauwelijks lading heeft. Rob geeft aan dat hij daar wel een keerzijde van ziet. “Er zijn mensen die er heel vrijblijvend mee om gaan. Als je iets leuks te bieden hebt dan blijven ze en anders gaan ze weer weg. Dat geeft mij niet het twee richtingsgevoel, dan mis ik echt commitment. Ik heb altijd gezegd dat ik wil doen wat ik leuk vind maar ik ga er wel voor.” De ene houding sluitgelukkig de andere ook niet uit. Zelf vinden Bern en Carlijn dat hun generatie losser inarbeidsverhoudingen staat dan de generatie van Rob.

“Wat heb je aan gemiddeldes?”

Rob van Wingerden heeft een andere kijk op generatieverschillen. Er wordt volgens hem veel over gemiddeldes gesproken. ‘Gemiddeld’ gezien heeft de oudere generatie meer moeite met veranderingen dan de jongere generatie. “Ik ken oudere mensen die veel meer met innovatie hebben dan sommige jongeren,” voegt Rob daaraan toe, “Dus wat heb je aan gemiddeldes? Als je een meter links en een meter rechts schiet dan schiet je gemiddeld nog niet raak.” Volgens Rob ligt de oorzaak, van het verschil tussen jong en oud, vooral in de snel veranderende omstandigheden. Het menselijk gedrag blijft in essentie hetzelfde. Technologische ontwikkelingen gaan exponentieel. We zien nu technologieën komen en gaan, dat is een groot verschil met de tijd waarin ikzelf opgroeide.”

“Flexibiliteit staat in gezonde spanning met een gebouw van steen”

Bern vraagt zich af of je deze exponentiële ontwikkelingen ook direct ziet terugkomen in de bouwsector. “Volgen projecten zich bijvoorbeeld steeds sneller op? Of wordt de levensduur van gebouwen steeds korter?” Rob geeft aan dat dat nog heel beperkt zichtbaar is, ondanks de dringende behoefte aan flexibiliteit. Maar, zo geeft Rob aan, die behoefte staat in gezonde spanning met een gebouw van steen. Daarbij komt er wel steeds meer technologie in de gebouwen. Het aandeel staal, beton en hout binnen een investeringsbedrag gaat steeds kleiner worden ten opzichte van het aandeel aan technologieën.De reden waarom veranderingen in de bouw niet zo snel gaan als bijvoorbeeld de snelheid van technologische ontwikkelingen, komt volgens Rob door de versnipperde sector. “De sector omvat veel verschillende partijen die niet tot dezelfde entiteit behoren en daarmee los van elkaar acteren. Verandering is dan erg lastig, want wat in het voordeel is van de een, is in het nadeel van de ander. Dat werkt verlammend. Er moet op een heel andere manier worden samengewerkt.” Rob geeft aan dat die andere manier van werken los gezien moet worden van ketensamenwerking. Deze nieuwe vorm van samenwerking moet volgens hem oorsprong vinden in het onderwijs.

“Monodisciplinaire opleidingen passen niet op multidisciplinaire vraagstukken”

Het is niet de eerste keer dat we in deze serie ‘In Dialoog Met…’ terechtkomen op het onderwijs. Rob legt uit: “We leiden onszelf op om dingen complex te vinden. Op de kleuterschool leer je van tekenen tot rekenen. Vervolgens laat je op de middelbare school steeds meer vakken vallen. Als je bent afgestudeerd kun je nog maar één ding. Dan ben je dokter, advocaat, econoom, etc. Dan stappen we in de echte wereld en zien we dat alles met elkaar verbonden is. Dan vinden we die wereld ineens complex.” Daarom moeten we al op jonge leeftijd leren om in contexten te denken. Rob pleit daarom voor ingenieurs met dezelfde diepgang die ook in staat zijn zaken in context te plaatsen. Op deze manier wordt er ook op school geleerd hoe andere mensen denken en hoe je met elkaar kunt samenwerken.

quote Rob1

“We moeten beseffen dat we alleen kunnen overleven met elkaar”

Van individuele specialisaties belanden we in het vraagstuk hoe goed samengewerkt kan worden tussen organisaties. Bern legt de link naar De Bouwcampus, waar Rob van Wingerden in het bestuur zit. Hij is nieuwsgierig naar hoe de verschillende partijen de campus gebruiken om iets te creëren. “Dat lijkt me namelijk best complex.” Rob antwoordt met een knipoog: “Doordat jij monodisciplinair bent opgeleid, vind je het ook complex.” En vertelt vervolgens door: “Nee, maar dat klopt. De Bouwcampus faciliteert de verbinding tussen de verschillende partijen in de sector, maar je merkt dat toch iedereen een beetje op zijn eigen eilandje blijft staan. Het is in beweging, maar het is nog maar een begin.”

“Niet iedereen kan alles meemaken van het proces”

Een dialoog is het gesprek zeker geworden. Als Rob ons vraagt hoe wij tegen generatieverschillen aankijken, vertellen we dat we soms wel een kloof ervaren tussen oud en jong, vooral in het bedrijfsleven. Jongeren worden wel steeds vaker betrokken bij een (strategievorming)proces, maar wel in een later stadium. Rob vertelt dat in het strategievormingsproces van BAM vanaf het begin af aan jongeren betrokken zijn geweest. “Maar, het kan ook niet dat iedereen het hele proces meemaakt, vroeger waren dat vier mensen, tegenwoordig 150, maar er kunnen natuurlijk ook niet 20.000 mensen aan de strategie meewerken.”

Carlijn knikt bevestigend. “In breder perspectief moeten we toch meer gebruik maken van elkaars krachten,” voegt Carlijn daaraan toe. “Ik ben me ervan bewust dat ik soms vrij naïef ben, als jongere, maar het zet de ander vaak wel even aan het denken.” Rob vult inmiddels de zinnen van ons aan en antwoord direct: “Dat is precies de wisselwerking. Ik denk dat het al een hele verandering is ten opzichte van vroeger. De westerse wereld is steeds meer tot het inzicht aan het komen dat we elkaar echt nodig hebben.”

Inmiddels traditiegetrouw maken we nog een selfie. Op het moment dat Bern zijn ruim 2,5 jaar oude telefoon tevoorschijn haalt kan Rob het toch niet laten om zijn eigen iPhone te laten zien, We hebben het over de vernieuwde technologie in de telefoon van Rob, waar we allemaal even geïnteresseerd in zijn. Geen generatieverschillen zijn op dit moment te herkennen.

Voor meer informatie kunt u mailen met #InDialoogMet…

Dit Jonge Geesten initiatief wordt vormgegeven door:

Bern Laninga |   Carlijn Tempelaars | Daan de Wit | Marc Bolier |Martijn SchweringMartijn Weekenstroo | Maurice van Rooijen |  Tomas te Velde | Tom Schoo |

In Dialoog Met… Raimond de Prez

In de serie ‘In Dialoog Met…‘ gaat Jonge Geesten, in dialoog met iconen uit de bouwsector. Geen interviews of ondervragingen, maar een tweezijdig gesprek dat uit nieuwsgierigheid voor elkaars generatie en achtergrond wordt gevoerd. De dialogen zijn gericht op het achterhalen van motivaties, gedachten en ideeën. Hoe kunnen we de kwaliteiten van de verschillende generaties combineren om de bouw te innoveren, onze maatschappij te inspireren en in verbinding te blijven met elkaar? De door ons gebruikte methode is gebaseerd op het begrippenkader van TheoryU.

Tom en Marc waren uitgenodigd op het stadskantoor van Delft, dat zich bevindt in het spectaculaire nieuwe stationsgebouw. Een uniek kijkje in een gebouw waar we zo vaak komen, maar waarvan bijna niemand de bovenverdieping heeft gezien. De helft van het gebouw wordt nog aangebouwd, maar ondertussen is de andere helft al in gebruik, een interessante combinatie. In het kantoor van Raimond de Prez aangekomen worden we aangenaam verrast met een extra gesprekspartner: Laurens Engelbrecht.

“Hoe werkt dit, hebben jullie een lijstje met vragen ofzo?”

We beginnen dus eerst maar even met het uitleggen wat de dialoogsessies precies inhouden en het voorstelrondje. Raimond de Prez is wethouder wonen, stedelijke voorziening en zorg voor de gemeente Delft. Hij heeft Laurens Engelbrecht, stedenbouwkundig adviseur van de gemeente, gevraagd om aan het gesprek deel te nemen. Dit omdat Laurens nauw bij de bouwcampus  betrokken is vanuit de gemeente. Laurens heeft nog maar kort geleden zijn koperen jubileum bij de gemeente gevierd, waaruit blijkt dat uiteindelijk de continuïteit van gemeenten bij de beleidsmakers ligt, en niet de wethouders. Al heeft Raimond ooit een wethouder gekend die het 5 periodes heeft volgehouden wat hij treurig vond “want die had dus nog nooit een normale baan gehad”.

quote Raimond 1

“Wil je een bedrijf zijn dat gewoon stenen stapelt, of denk je na over wat heb ik te bieden?”

We duiken direct in het gesprek. Raimond heeft een sterk standpunt over de huidige markt en de positie van een gemeente ten opzichte van bouwers. Hij merkt dat klassieke verhoudingen van een bouwer of ontwikkelaar veranderen. Partijen die het beste de aansluiting vinden met de gemeente zijn tegenwoordig degene die meedenken, die visie tonen. Die meer willen bereiken dan alleen maar binnen het boekje de hoogst mogelijke winst behalen. Partijen die een eigen kijk hebben op wat de ontwikkeling in een bepaald gebied zou moeten zijn. Daarmee worden interessantere combinaties gevonden, bijvoorbeeld met interieurarchitectuur.

“We hebben geëxperimenteerd met regelgeving”

Na een co-creatie sessie op De Bouwcampus is de gemeente Delft anders gaan kijken naar bestemmingsplannen. Het zoeken was naar manieren om de regelgeving innovatie niet te laten hinderen. Er wordt geëxperimenteerd met de regelgeving op het terrein naast de bouwcampus: The Green Village. Maar dit heeft eigenlijk geleid tot meer aandacht voor tijdelijk gebruik, van terreinen en van bestaande panden. Hoe kun je nou het bestemmingsplan vaststellen als je niet weet wat er over twee jaar staat?” Projecten zoals X-ray studentenhuisvesting, een tijdelijk gebouw voor 20 jaar,  en het herbestemmen van een oud GGZ Delfland gebouw zijn mooie voorbeelden van een nieuwe kijk vanuit de gemeente Delft op bestemmingsplannen. Het wordt dus duidelijk dat het nadenken samen met De Bouwcampus mede heeft geleid tot succesvolle projecten. Toch vindt Raimond het lastig om concrete projecten met De Bouwcampus te doen omdat de uitkomst lastig te voorspellen is.

“Dat is ook een stukje kracht van De Bouwcampus, dat je kennis kan delen”

Laurens geeft aan dat het huidige verdienmodel van de bouwcampus niet altijd aansluit bij de markt. Hierin zou wellicht nog geïnnoveerd kunnen worden. Op dit moment kun je namelijk De Bouwcampus gebruiken bij een bepaalde vraagstelling, maar dan moet daar ook voor betaald worden. En doordat het lastig is voorspelling over de uitkomst te doen is dit lastig aan de opdrachtgever te verkopen. Laurens geeft aan dat hij hier nog kansen ziet voor De Bouwcampus. “Ik had gehoopt dat De Bouwcampus ook in staat zou zijn te innoveren in hun verdienmodel”. Bijvoorbeeld: “Hoe regel je nou dat wat je daar bedenkt niet direct op straat ligt?”

Het wordt duidelijk dat Raimond enthousiast wordt van nieuwe vormen van samenwerking, slimme verbindingen, innovatieve ideeën. Hij streeft na om Delft te ontwikkelen door deze te faciliteren. Door de markt te vragen om met een visie te komen worden vernieuwende partijen beloond. Partijen met de instelling “Ik vind het juist leuk als je een probleem hebt, kijken of ik het op kan lossen”. Een instelling die helemaal aansluit bij het idee van De Bouwcampus. Hij vindt dat de markt hiervoor aan zet is, maar dat opdrachtgevers ook vaker de vraag samen zouden moeten stellen.

“Het niveau waarop je dingen regelt is belangrijk. Het bepalende kader moet een abstracter niveau kennen dan de uitwerkingsafspraken die daaronder liggen, want dan ben je in gesprek”.

“Waar het vaak aan ontbreekt is partijen die de boel aan elkaar kunnen knopen”

Het fragmenteren van de keten zorgt niet voor innovatie. Maar is het niet juist door concurrentie op productniveau dat daar een drive tot innovatie ontstaat? “Ja, dat is een mechanisme, maar het andere mechanisme is dat je steeds meer op zoek gaat naar integrators zoals dat heet (das engels…)”. Het specialisme van het integreren van de specialismen. Raimond geeft aan dat deze partijen wellicht nog meer betrokken zouden moeten kunnen worden bij De Bouwcampus.

Problemen zoals de klimaatadaptatie, en vooral het omgaan met de problemen van de gebouwde omgeving zijn heel actueel. Daar liggen uitdagingen voor gemeenten, en dat is ook wat Raimond en Laurens proberen in te brengen in De Bouwcampus. De actuele problemen van meerdere gemeenten onder de aandacht brengen.

quote Raimond

Het zoeken naar samenwerkingsverbanden om een vraagstuk groter te maken is volgens Raimond een van de krachten van De Bouwcampus. De campus is in staat om een grotere vraag te stellen, waar verschillende soorten partijen samen het antwoord op kunnen zoeken. Hierbij zou verbeterd kunnen worden door een betere connectie met de studenten te creëren. En daarbij vooral niet alleen de academici, juist door een wisselwerking tussen alle opleidingsniveau’s liggen er goede kansen tot concrete en praktische innovaties.

En daarmee komen we aan het einde van het gesprek. Nog even een groepsselfie schieten en dan dalen wij weer af door de deels in gebruik genomen bouwput naar de zo bekende wereld van de stationshal.

Voor meer informatie kunt u mailen met #InDialoogMet…

Dit Jonge Geesten initiatief wordt vormgegeven door:

Bern Laninga |   Carlijn Tempelaars | Daan de Wit | Marc Bolier |Martijn SchweringMartijn Weekenstroo | Maurice van Rooijen |  Tomas te Velde | Tom Schoo |

In Dialoog Met… Theo de Boer

In de serie ‘In Dialoog Met…‘ gaat Jonge Geesten, in dialoog met iconen uit de bouwsector. Geen interviews of ondervragingen, maar een tweezijdig gesprek dat uit nieuwsgierigheid voor elkaars generatie en achtergrond wordt gevoerd. De dialogen zijn gericht op het achterhalen van motivaties, gedachten en ideeën. Hoe kunnen we de kwaliteiten van de verschillende generaties combineren om de bouw te innoveren, onze maatschappij te inspireren en in verbinding te blijven met elkaar? De door ons gebruikte methode is gebaseerd op het begrippenkader van TheoryU.

quote Theo1

Op een zonnige winterdag reizen we met de tram af naar Rijswijk op zoek naar het hoofdkantoor van Valstar Simonis. Hier hebben Tom en Daan een afspraak met Theo de Boer, partner in het bedrijf en bestuurslid van de Bouwcampus. We vinden zijn kantoor, recht tegenover een bouwput waar het skelet van een hoog kantoorgebouw al verrezen is. Het dialoog met Theo – we mochten tutoyeren – begint meteen vriendelijk. Een bekend gezicht voor Tom, ook in de bouwsector is de wereld soms klein en daarmee de kans groot om actievelingen vaker tegen het lijf te lopen.

 “Weer een zieltje gewonnen”

Theo de Boer is adviseur en mede-eigenaar van het advies- en ingenieursbureau Valstar Simonis. Of wij het bureau kennen? Ons eerlijke antwoord is dat we er nog niet van gehoord hadden voor het interview. Het is een bureau in de installatietechniek: alles in en rond gebouwen. Theo vertelt er graag en enthousiast over: “Wanneer ik met iemand spreek die Valstar nog niet kent is dat natuurlijk positief voor ons. Dan hebben we weer een zieltje gewonnen” Dat laatste zegt hij met een dikke knipoog. Theo vertelt verder dat hij is gevraagd om in het bestuur van de Bouwcampus zitting te nemen vanwege zijn achtergrond in het installatieadvies- en MKB bedrijf.

In zijn introductie maakte Theo een opmerking over architecten die extra gemotiveerd kunnen zijn wanneer ze hun eindresultaat zien. Daan vraagt daar verder op door: het is Theo zijn motivatie om alle installaties optimaal hun werk te laten doen maar ze wel helemaal weg te werken. Als tweede grote motivatie spreekt hij over duurzaamheid: “10 jaar geleden was daar nog niemand mee bezig, ik zie dat het nu een vlucht neemt.” Het bureau van Theo is een aanjager als het gaat om duurzaamheid, waarbij het streven is om in projecten op alle vlakken zo duurzaam mogelijk te zijn. Als aanjager zie je soms dat anderen achterblijven, bijvoorbeeld de opdrachtgevers of architecten, hoewel ook daarin een verandering gaande is. “Ik zie dat veel architecten wel zijn bijgedraaid wat duurzaamheid betreft.

Ik ben er trots op als we samen met een architect een duurzaam, comfortabel en mooi gebouw neerzetten

“Duurzaamheid in de bouw, van aanjager tot facilitator”

Het ontwerpproces is veranderd, waar vroeger de installatieadviseur alleen achteraf een energieberekening maakte is het nu steeds meer een integraal onderwerp tijdens een ontwerpproces. Dat zorgt ervoor dat duurzaamheid vanaf het begin van projecten direct een belangrijk thema is. Een ontwikkeling waarin de bewustwording van architecten belangrijk is geweest. Volgens Theo is het begonnen met een grotere maatschappelijke druk, daarom zijn steeds meer partijen in de bouw gedwongen om ermee aan de slag te gaan. “Tot een jaar of 5 geleden waren projectontwikkelaars niet echt de meest duurzame mensen, nu hoor ik hen vertellen dat investeren in duurzaam vastgoed op de lange termijn meer rendabel is.” Een belangrijke ontwikkeling die, hoewel ingegeven door geld, ook een hoger motief nastreeft.

Ik denk dat vanuit een brede basis naar voren is gekomen dat duurzaamheid handig en noodzakelijk is, maar mensen hebben soms ook een klein beetje druk nodig

quote theo

“Verschillende generaties en duurzaamheid”

Het duurzaamheidsthema heeft Theo echt te pakken, maar hij wil dat het niet alleen bij zijn generatie blijft: “Hoe leeft die duurzaamheid bij jullie jonge geesten?” Is de vraag die we direct terugkrijgen. Daan antwoordt: “Aan het begin van mijn studie was ik niet zo geïnteresseerd in duurzaamheid, maar inmiddels merk ik wel dat het steeds meer integraal wordt meegenomen in projecten. Doordat we gedwongen worden ermee bezig te zijn gaat het ook steeds meer leven en zie ik de uitdaging om na te denken hoe we dingen zo duurzaam mogelijk kunnen doen.” Tom vindt het lastige van duurzaamheid dat het al een oud woord is. Het woord wordt soms ook misbruikt volgens Tom. “Als je op een van de componenten duurzaam scoort in een project wordt het direct neergezet als compleet duurzaam, terwijl dat vaak niet het geval is. Ik zou willen dat alle generaties dat integraler oppakken.”

Daan: “Hoe vind jij dat onze generaties omgaan met duurzaamheid?” Theo ziet veel verschillende ontwikkelingen, soms ziet hij jongeren die er druk mee bezig zijn, maar hij ziet ook af en toe een verminderde interesse. Hij wil zich inzetten om aan die verminderde interesse te weren.

“Geloven in samenwerking”

Op de vraag hoe innovatie het best ontstaat antwoordt Theo zonder twijfel samenwerking: “We kunnen de grootste stappen zetten in innovatie als we op een goede manier samenwerken.” Vanuit zijn positie doet hij dat zoveel mogelijk met andersoortige bedrijven, ook buiten de sector, dat is verfrissend!

Valstar Simonis zit als adviesbureau tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer: halverwege de keten. Integratie kan daarin een verdieping zijn van samenwerking, een belangrijke stap die volgens Theo nog meer impact kan hebben.

“De bouwcampus.. in een relaxte sfeer samen nadenken”

Tegen het eind van het gesprek weer aan bij ons startpunt, de Bouwcampus. Volgens Theo een plek waar het vaak gaat over de softe kant van samenwerken. Bij de bouwcampus worden er ook vragen gesteld door opdrachtgevers die niet goed weten wat ze willen. Daar worden dan verschillende partijen bij betrokken. Het is aan de Bouwcampus om een setting te creëren waarin iedereen oprecht meedoet. Niet: ik heb een heel slim plan, maar ik vertel het niet. Zo’n soort sfeer moet er zijn, dat maakt mensen en organisaties enthousiast mee te doen.

Toch is het niet altijd het geval dat de dialoog volledig tot zijn recht komt op de Bouwcampus. Als voorbeeld noemt Theo het volgende: “Rijkswaterstaat praat er met alle grote infra-aannemers, dus ja er is dialoog. Maar komt het er voldoende uit? Dan zeg ik nee.” Dat komt volgens hem omdat bedrijven angstig zijn of het juridisch wel kan, daar is nog ruimte voor verbetering en dialoog.

Met deze boodschap eindigt ons gesprek, helaas voor ons want we hebben een heel leuk en inspirerend gesprek gehad waarbij we het vooral leuk vonden dat Theo ook van ons wilde leren: een echte dialoog dus! We maken nog een selfie en vervolgen onze weg, ook Theo gaat weer door naar zijn volgende afspraak en daarmee eindigt ons gesprek.

Voor meer informatie kunt u mailen met #InDialoogMet…

Dit Jonge Geesten initiatief wordt vormgegeven door:

Bern Laninga |   Carlijn Tempelaars | Daan de Wit | Marc Bolier |Martijn SchweringMartijn Weekenstroo | Maurice van Rooijen |  Tomas te Velde | Tom Schoo |